We kunnen allemaal redeneren, want dat leren we op school.
Maar fantaseren lukt ons lastig – want we gaan naar school.
De meeste toekomstvoorspellingen komen niet uit. Zelfs demografische voorspellingen zitten er steevast naast. Zodra menselijk gedrag in het geding is, wordt het een heikele zaak. De faxmachine was twintig jaar lang een heilloze vinding, tot zij explodeerde in privégebruik, om daarna in de vergetelheid te verdwijnen. Graham Bell, de uitvinder van de telefoon, hield het voor mogelijk dat elke stad, elk dorp er een zou hebben. En toen elk gezin een toestel kreeg, voorspelde men dat de helft van de beroepsbevolking zijn dagen zou doorbrengen bij een schakelkast om handmatig door te schakelen:
‘I will put you through.’ Later zou het merendeel van de beroepsbevolking computerprogrammeur worden en nu rekenen we uit dat een kwart van de beroepsbevolking werkzaam zal zijn in de zorg. Met grote stelligheid. Geen voorspelling is uitgekomen. De enige voorspelling die uitkomt, is dat het anders zal gaan dan voorspeld. De gewichtige wetenschap zit er als het om de toekomst gaat, altijd naast. De enige die vrijwel altijd ‘goed zat’ was een literator, een fantast: Jules Verne. Hij liet zijn geest de vrije loop
en ondernam een reis naar de maan. Visie is wat achteraf juist blijkt, zei Shell-topman Gerrit Wagner ooit. Tot die tijd is het een illusie die op realisatie wacht. Einstein noemde verbeeldingskracht belangrijker dan de rede. Imagination, het vermogen je iets voor te stellen: fantaseren, jokken, liegen! Een voorschot nemen op de toekomst.
De onderwijskundige Ken Robinson geeft de school de schuld. We halen de fantasie uit het kind en leren het realistisch te zijn. De muzische vakken leggen het af tegen rekenen en taal. En uiteindelijk legt gymnastiek ook het loodje. De wereld gaat aan keurigheid ten onder. Droogstoppels zetten de koers en scheppen het kader. Grijze muizen aan de macht. ‘I have a dream,’ zei Martin Luther King, ‘that one day…’. En ‘in ten years from now,’ zei John Fitzgerald Kennedy, ‘we will put a man on the moon.’ Ze zagen iets wat er niet was. Fantasten. Fantasie is voor visie wat creativiteit is voor innovatie. Fantaseren is dingen zien die er nog niet zijn. Fantasieën realiseren is visionair zijn – blijken te zijn. Met de werkelijkheid geen genoegen nemen. Fantaseren is verhalen vertellen, want de geest moet waaien, wist de dichter Johnny van Doorn al. Je moet er de tijd voor nemen. Mij heeft het vaderschap geholpen. Ik las mijn kinderen niet voor, maar verzon verhaaltjes. Ze mochten drie dingen noemen die in het verhaal moesten voorkomen. En dan ging ik ermee op de loop. Het liep altijd goed af. Het is zoiets als wat een Britse hoogleraar, een financieel expert, overkwam toen hij geïnterviewd werd door twee jonge betweterige journalisten. Hij had de reputatie innovatief te zijn, maar wat hij de journalisten ook vertelde: ze waren niet onder de indruk. Ze hadden het wel eens eerder gehoord, of noemden het ‘niet echt innovatief’. Dat ging de hoogleraar irriteren. Hij noemde – ‘ik weet niet echt wat me bezielde’ – de term interplanetary banking. De twee journalisten schoven naar het puntje van hun stoel. Dat hadden ze nog niet eerder gehoord. ‘Maar ik ook niet’, zei de hoogleraar. De journalisten vroegen, oprecht nieuwsgierig geworden, door. Vertel! De hoogleraar ging ervoor zitten en verzon een concept dat zo gek nog niet was. Geld wordt per satelliet verstuurd. Wat nu als je het op een satelliet laat staan? Een bank in de ruimte. Dan geldt ruimterecht. ‘Technisch kan het’, concludeerde hij. Wat resteert zijn uitvoeringsproblemen en de durf de eerste stappen te zetten – hij liet zijn stem zakken. ‘Een nieuwe ontwikkeling, die grote gevolgen zal hebben…’ ‘Sinds dat gesprek geld ik als expert op het terrein van interplanetary banking. Ik weet er niet veel van, maar omdat het om een nieuw terrein gaat, wel het meest. Ik houd er ook lezingen over. Ik heb een fantastisch vak.’
Leave a Reply