Geef mij maar een minderheidskabinet.
In mijn vriendenkring mompel ik wel eens dat ik tegen de democratie ben. Dat mag in een democratie. De Westerse democratie is geperverteerd tot ‘de meeste stemmen tellen’. Het is verworden tot de dictatuur van de meerderheid. Die in de meeste democratieën overigens de minderheid is. Elke stem telt. Maar niet elke stem wordt uitgebracht. In een democratie hoef je niet te stemmen. ‘Exercizing the right not to participate’ wordt dat in de film Dead poets society genoemd. Het recht om je afzijdig te houden. ‘Ze gaan hun gang maar.’ En dat gebeurt.
Er staat in een democratie veel op het spel. Wie krijgt het voor het zeggen? Wie heeft de macht? Die macht is geld waard. Het gaat om een schaars goed, dat maar eens om de zoveel tijd beschikbaar komt. Daar ligt de oorzaak van de perversie. Het spel wordt een spel op leven en dood. De strijd om de kiezersgunst. Dit dodelijke spel maakt al het andere ondergeschikt. We worden als kiezers naar de mond gepraat en naar de ogen gekeken. De waarheid draait zich in eindeloze bochten om in het gevlei te komen. Niets is meer wat het lijkt. De waarheid heeft haar gezicht verbrand. Zo is democratie verworden. Niet meer de democratische waarden staan voorop – ‘de meerderheid respecteert de minderheid’ – maar wie wint of verliest. In geperverteerde democratieën geldt ‘the winner takes all’.
Misschien is daarom een minderheidskabinet een blessing in disguise. Daar ligt niets vast en moet voortdurend worden gewogen en geruild. Echt gevaarlijk, zo zou je kunnen zeggen, is een meerderheidskabinet. Dan maakt de minderheid niet uit.