Alles begint vlak voor het einde.
Ik heb me laten vertellen dat het in de psychologie een drempelgesprek wordt genoemd. Als mijn ouders visite hadden, vond dit gesprek in de gang plaats. Als de visite was opgestaan en aanstalten maakte om te vertrekken ontstond plotseling een ongedwongen en soms zelfs uitbundig gesprek, tijdens het aantrekken van de jas. Het vertrek van de gasten leidde tot die ontspanning. De eindigheid gaf lucht en blies het vuur aan als van een open haard. De vertrouwelijkheid nam toe. Een hartelijk afscheid ontstond, dat het bezoek in een gloed zette die naar voortzetting deed verlangen.
Maar er was niets te duchten. Misschien was dat de reden wel. Het uitzwaaien was begonnen. Daarna werden de glazen opgeruimd en de afwas gedaan. Een mooie avond met een sigaret voor het slapen gaan. Ik hoorde het als kind vanuit mijn bed in stilte aan. Het was het geluid van geluk.
Het komt ook in therapiegesprekken voor. Vlak voor het einde begint de patiënt over zijn moeder. De eindigheid maakt moedig, openhartig op zijn minst. Oh, ja, nog dit. De kern komt aan het eind, als de paukenslagen bij een symphonie.
‘In cauda venenum’, zeiden de Romeinen, het gif zit in de staart. Want in de ongeremdheid van het afscheid doet ongewild de waarheid van zich spreken. Het moet er uiteindelijk uit. Daarom hechten we aan de laatste woorden van stervenden. Die worden niet verspild aan leugens, klein of groot.
Bij de ineenstorting van de Twin Towers vroeg geen van de slachtoffers om aandacht voor zichzelf. Om aandacht of medelijden. Er was geen woede om de ongekende onrechtvaardigheid. Al die stemmen zeiden in steeds andere bewoordingen hetzelfde: ‘Vertel mijn geliefden dat ik van ze hou.’
Leave a Reply